Na het uittrekken van de sondeerstangen wordt het grondwaterpeil
opgemeten in het openstaande sondeergat. Dit meetresultaat wordt
meegedeeld in het sondeerrapport.
In zandgronden of slappe kleigronden kan het sondeergat echter
dichtgevallen zijn na uittrekking van de stangen.
Vaak stemt in dat geval de diepte van het vrijgebleven sondeergat
overeen met de stand van het grondwater, doch dit is niet zeker.
Ook kan men in sommige gebieden spanningswater aantreffen,
in het bijzonder waar zich kort bij het oppervlak een kleilaag
voordoet.
Na uittrekking van de sondeerstangen stijgt dit spanningswater
op in het sondeergat zodat een verkeerde indruk ontstaat omtrent
de juiste diepte van het grondwater. Dit kan belangrijke consequenties
hebben op de kostprijs van het project. Dergelijke meetfouten
kunnen opgevangen worden door te opteren voor electrische
sonderingen,
uitgerust met een waterspanningsmeter.